Wat doet het met ons, nu er weinig fysieke nabijheid mogelijk is? Hoe is het voor onze lijven om niet meer aangeraakt te worden. Hoe worden we nu gerustgesteld als we bang zijn? Wat moeten we doen met onze behoefte aan fysiek contact? Hoe lang moeten wij fysieke nabijheid nog ontberen?
8 jaar geleden werd bekend dat mijn zoon een hersentumor heeft. Mijn lijf was in die begintijd doorlopend in de hoogste alarmfase. Ik was ongerust, bang, bezorgd en mijn hart huilde. Mijn moedersysteem wilde hem doorlopend om me heen hebben, het liefst, net als vroeger in bed dicht tegen me aan. Nu was hij 23 en al lang het huis uit, dus daar was natuurlijk geen sprake van!
Mijn geschrokken lijf wilde gerustgesteld worden. Daar bleek één goede remedie voor. Bij iedere stevige-jonge-honden-omhelzing die Jelle mij gaf ontspande mijn lijf. Konden mijn schouders 10 cm zakken en ontdooide mijn bange hart een beetje. Kon ik weer een hier-en-nu voelen zónder dat ik dacht aan operatiekamers en rolstoelen.
Ik denk aan alle mensen die nu angstig zijn omdat een geliefde ziek is. En aan iedereen die nu iemand verliest. Het beeld van deze week bij de begraafplaats Zorgvlied staat me bij. De kleine rouwstoet achter de lijkauto. In de eerste volgauto zat, helemaal alleen, de kersverse weduwe. Ik gun haar een jonge-honden-knuffel van haar kleinzoon, zodat haar lijf een heel klein beetje getroost en gerustgesteld wordt.
Een paar jaar geleden was mijn dochter op reis in Uruguay. Twee weken nadat ik haar had uitgezwaaid op Schiphol lag ze in het British Hospital in Montevideo met bloedingen in haar hoofd. Ze was gevallen.
Binnen 24 uur zat ik in het vliegtuig. En weer 24 uur later hield ik haar hand vast en dommelde ik de hele nacht in de stoel naast haar bed. Ik kon haar zien en ik kon haar voelen. Hoewel het allemaal nog best verontrustend was, kalmeerde mijn lijf en kon ik me in meer vertrouwen over geven aan de situatie. Omdat ik erbij was.
Ik denk aan alle mensen die er nu niet bij kunnen zijn. Ik denk aan mijn collega die haar dochter in een woonvoorziening niet kan bezoeken. Ik denk aan de cliënt die haar demente moeder niet kan opzoeken. Ook kan ze haar niet zien, want de moeder raakt nog verwarder van beeldbellen. Ik denk aan de collega die haar stervende moeder niet mag aanraken (en het gelukkig wel doet). Ik gun ze dat ze erbij mogen zijn, zodat hun lijven kunnen kalmeren.
Ik weet niet hoe het met jou zit, maar ik vind het niet meer leuk, die unheimische 1,5 meter afstand.
Zondag was ik even bij mijn Friese kinderen in de tuin. Braaf hadden we 3 eilandjes gemaakt, we zagen elkaar, we hoorden elkaar, maar we raakten elkaar niet aan. Geen jonge-honden-knuffel en geen hand op een zwangere buik. Op de terugweg voelde mijn lijf zich verdrietig en een beetje alleen. Alsof de fysieke afstand ook een emotionele afstand creëert.
Ik hou mijn hart vast voor als dit nog lang gaat duren. We zijn niet gemaakt voor afstand, we verdorren zonder nabijheid. Alle jubelende online-initiatieven ten spijt: het zijn schrale substituten.
En ja, voorlopig lijken we er nog wel even aan vast te zitten. En ja, dat zal ik als een flinke ferme meid doorstaan. En nee, ik mag niet klagen.
Maar mag ik een voorstel doen? Is het niet veel passender om de noodgedwongen afstand die we tot elkaar moeten houden, ‘het nieuwe abnormaal’ te noemen en niet ‘het nieuwe normaal’? Hoeven we er alsjeblieft NOOIT aan te wennen?
Ondertussen kijk ik uit naar de eerstvolgende toegestane omhelzing van mijn zoon en hoop ik dat ik mijn eerste kleinkind nog in de buik kan voelen trappelen. En oh, wat hoop ik dat mijn collega’s en ik binnenkort weer mogen aanraken in onze praktijken. Mijn handen jeuken en mijn hart staat wagenwijd open, om alle geschrokken en lichamen-met-nood-aan-aanraking weer wat gerust te stellen.
Wil je ieder seizoen een mail van mij ontvangen met verhalen, tips voor boeken en inspiratie? Schrijf je dan in.
‘Verhalen van (h)erkenning en troost’