Het is nog maar een half jaar geleden dat het zusje van Wies is overleden aan de gevolgen van longkanker, op de leeftijd van 67 jaar. Wies spreekt over hun innige band die er altijd al was en hoe het nu is: verder leven zonder haar. ‘Ook al was zij drie en een half jaar ouder dan ik, zij was mijn zusje’.
Wij waren de twee jongste kinderen uit een gezin van 5 kinderen. De middelste, ons broertje, is als baby overleden. Ellis en ik deelden samen een slaapkamer en – toen we groter werden – samen de zolder. Zij vroeg altijd veel aan mij, later zei ze mij wel eens: ‘Jij durfde alles, ik had jou nodig’. Voor mij was het fijn en eervol dat mijn oudere zusje veel aan mij vroeg, dat ik haar mocht helpen. Wij hadden als kinderen een sterke en vanzelfsprekende band.
In ons volwassen leven hebben wij altijd veel contact gehouden, ook toen zij naar Griekenland verhuisde en daar een gezin kreeg. Zij kwam regelmatig naar Nederland en ik ging naar Griekenland, en we schreven en belden elkaar. Sinds internet werd het makkelijker om een dagelijks contact te hebben met elkaar. Wat ik zag, was dat Ellis altijd anderen op de eerste plaats zette. Zo dienstbaar als ik ben, zo dienstbaar was zij in het kwadraat. Dat heb ik wel moeilijk gevonden, het voelde voor mij of zij onzichtbaarder werd van wie zij werkelijk was. Daar stond gelukkig altijd onze innige band tegenover, zonder vragen en vraagtekens.
In de zomer van 2016 kreeg zij klachten. In het najaar bleek dat niet een burnout te zijn maar uitgezaaide longkanker. Ellis is toen een half jaar verschrikkelijk ziek geweest en is eind april 2017 overleden. De gezondheidszorg en de mate van openheid over ziekte en levensverwachting is in Griekenland zó anders dan in Nederland. Ook de ideeën over afscheid nemen en sterven verschillen met die van mij. Het was voor mij een innerlijke strijd om dat te aanvaarden en te respecteren en om mee te bewegen met hoe het ging. Er was in het ziekenhuis zo weinig aandacht en zorg voor haar, dat heb ik ervaren in de nachten in het ziekenhuis. Dat deed en doet mij verschrikkelijk zeer. Ik ben wel blij dat ik er tijdens haar ziekbed heel zorgend voor haar kon zijn. Dat zij zou overlijden was niet bespreekbaar, er was steeds een soort valse hoop. Voor mij voelt het alsof haar het recht ontnomen is om daar zelfbewust keuzes in te maken. Ik had het haar zo gegund dat zij minder had hoeven lijden. Toen Ellis stierf was ik erbij. Het was 10 minuten nadat ik bij haar was aangekomen uit Nederland.
Er zijn momenten dat ik onze vanzelfsprekende verbondenheid helemaal voel; daar doet de dood niets aan af. Ik kijk nu naar haar foto en dan zit er helemaal niets tussen. En ik mis haar fysieke aanwezigheid en ons dagelijkse contact. Ik mis het horen van haar stem. Daarnaast voel ik veel pijn bij de manier waarop het allemaal is gegaan, dat is zo rauw. Dat is voor mij onverteerbaar. Het sterven van Ellis maakt dat ik me écht heb te verbinden met de essentie.
Het lijkt een eerste reactie om juist mijn lichaam buiten te sluiten. Nu ik weer meer de verbinding vind, voel ik een kramp in mijn hart. Ook voel ik een grote vermoeidheid in mijn systeem en sta ik onvast op mijn voeten.
Het afgelopen half heeft mijn moestuin veel voor mij betekend. Met mijn handen in de aarde, iets laten leven, creëren. Het raakt voor mij ook letterlijk aan verwerken. Spitten, zaaien, oogsten, proeven, opeten en verteren. In mijn tuin heb ik zorg voor het leven, voor welzijn en gezondheid. Het verbindt mij, heel fysiek, met voelen.
Troostrijk is ook: er over mogen praten, in alle openheid. Het is zo waardevol als anderen met mij in de diepte willen zijn.
Is er nog iets dat je wilt zeggen?
Er zijn zoveel vormen van rouw: broertje, vader, moeder, zusje. De foto van de steen in de sneeuw raakt daaraan. Hij verbeeldt voor mij de warmte van de liefde. De kou om de steen heen is weg, het is een warme steen.
Wil je ieder seizoen een mail van mij ontvangen met verhalen, tips voor boeken en inspiratie? Schrijf je dan in.
‘Verhalen van (h)erkenning en troost’